Contact  |

Crisisjeugdhulp

Crisisnetwerken

De crisisnetwerken in Vlaanderen zijn het referentiepunt voor eenieder die worstelt met een crisissituatie waarin hij ondersteuning nodig heeft. De crisismeldpunten beluisteren de vraag en zoeken samen met de aanmelder naar een gepaste oplossing.

Vaak is de aanmelder geholpen met een consult. Dat kan bestaan uit:

  • handvatten om het gesprek met een kind of jongere aan te gaan en om mogelijkheden in de context te verkennen;
  • een verwijzing naar een instantie die beter geplaatst is om met de vraag aan de slag te gaan. Dat kan in sommige gevallen de politie zijn (bij ernstige onveiligheid) en soms ook reguliere hulpverlening, bijvoorbeeld een gemandateerde voorziening of positieve heroriëntering.

Indien nodig kan het crisismeldpunt een mobiel of residentieel aanbod inzetten, gaande van een kortdurende interventie, een begeleiding of een verblijf van maximaal 7 dagen. Wanneer na afloop van residentiële crisishulp een terugkeer naar huis onmogelijk is, kan een versnelde indicatiestelling en toewijzing (VIST) aangevraagd worden bij de intersectorale toegangspoort (ITP).

In 2016 wordt toegewerkt naar een integratie van de programma’s crisiszorg van de nieuw opgerichte netwerken GGZ met de reeds bestaande crisisnetwerken in de jeugdhulp. Gelet op de grote diversiteit van gezinnen en problemen waar de crisisnetwerken mee te maken krijgen, was dit aanbod reeds lang een groot gemis. Met de integratie wordt het aanbod van de crisisnetwerken versterkt met voornamelijk mobiele en ambulante zorg voor psychische en psychiatrische problemen.  Deze integratie wordt met verschillende snelheid geoperationaliseerd en geïmplementeerd in Vlaanderen. Dit leidt tot verschillen in aanmelding en verklaart ten dele de stijging van aanmeldingen in 2016.

In 2016 wordt ook een verdieping ingezet van de inzet van crisispleegzorg in de crisisnetwerken. In alle regio’s worden afspraken gemaakt met het oog op een effectieve inschakeling van verzekerd aanbod crisispleegzorg in de hulpprogramma’s in de loop van 2017. 

Eén aanmelding kan meerdere kinderen en jongeren inhouden. Een minderjarige die meerdere keren wordt aangemeld, wordt ook meerdere keren geteld. Het gaat hier niet om unieke kinderen of jongeren. Een minderjarige die in 2016 meermaals crisisjeugdhulp krijgt, wordt dus elke keer voor deze hulp meegeteld. Vanaf 1 januari 2017 gebruiken de crisismeldpunten INSISTO als registratie-instrument. Dit maakt het mogelijk om ook unieke kinderen en jongeren te rapporteren.

De crisisnetwerken bieden een laagdrempelig en toegankelijk aanbod. Omdat de werkingsmodaliteiten (vlot bereikbaar, snel inzetbaar) tegemoet komen aan de aangevoelde noden in het landschap, trekt deze werkvorm steeds meer vragen aan. Een stijging van de aanmeldingen - die zich ook vertaalt in een stijging van het aantal dispatchings - betekent dat meer kinderen en jongeren effectief beroep doen op crisishulp en een antwoord krijgen op hun hulpvraag. 

Helaas lijkt de stijging van de aanmeldingen bij de crisisnetwerken ook te wijzen op een aantal knelpunten in het jeugdhulplandschap, met name:

  • een gebrek aan transparantie, regie en aanbod in de rechtstreeks toegankelijke hulp;
  • de wachttijden in het niet-rechtstreeks toegankelijke aanbod.

Nog niet alle hulpverleners voelen zich voldoende gesterkt om het gesprek met een kind of jongere over de verontrusting te voeren en velen wensen een onmiddellijke beëindiging van de verontrustende situatie (uithuisplaatsing). De crisismeldpunten bieden dan consult, denken mee na over mogelijkheden en verwijzen desgevallend ook naar de expertise van de gemandateerde voorzieningen en hun consultfunctie.

In 2016 zijn er 8.268 aanmeldingen voor 9.868 kinderen en jongeren bij de crisisnetwerken. Het aantal aanmeldingen bij de crisismeldpunten neemt dus verder toe. De stijging bedraagt globaal 28% ten opzichte van 2015. De meest voor de hand liggende verklaring voor de stijging is het verleggen van de instroom. Aanmeldingen die voorheen bij verschillende partners kwamen, worden nu  gecentraliseerd en toegeleid naar één punt. Dit bevordert de herkenbaarheid en toegankelijkheid en laat een betere monitoring toe

Regio Vlaams-Brabant valt het meest op. De integratie van het crisisnetwerken met Yuneco, het netwerk van de geestelijke gezondheidszorg, leidt tot een grote toename van aanmeldingen uit medische hoek en van partners van de geestelijke gezondheidszorg. Eenzelfde effect toont zich enkele maanden later in West-Vlaanderen en Limburg. In Oost-Vlaanderen is nog geen geïntegreerd meldpunt actief waardoor de stijging in aanmeldingen daar uit blijft.

Tabel: Crisisvragen per crisismeldpunt
(teleenheid: aanmeldingen en kinderen en jongeren)

Crisismeldpunt Aanmeldingen % Cliënten %
Antwerpen 2.692 32,6% 3.284 33,3%
Brussel 330 4,0% 392 4,0%
Limburg 1.152 13,9% 1.281 13,0%
Oost-Vlaanderen 1.292 15,6% 1.477 15,0%
Vlaams-Brabant 1.439 17,4% 1.679 17,0%
West-Vlaanderen 1.363 16,5% 1.755 17,8%
Totaal 8.268 100,0% 9.868 100,0%

(Bron: Crisisregistratiesysteem)

De meeste jongeren die worden aangemeld, zijn 12 jaar of ouder. De verhoudingen verschillen evenwel naar regio. In sommige regio’s benadert de verhouding een 50/50 verdeling, in andere gaat het eerder naar een 30/70-quotiënt.

In absolute cijfers neemt het aantal jongeren, van alle leeftijden, toe. Vooral in de zomer van 2016 is er een piek van aanmeldingen van zeer jonge kinderen voor wie crisisverblijf noodzakelijk is, en vaak ook vervolghulp na de crisissituatie. Deze stijging vormt een probleem daar het aanbod voor deze doelgroep beperkt is en men niet kan inspelen op de hogere vraag.

De verdieping van de samenwerking tussen de crisisnetwerken en de diensten voor pleegzorg, die in 2017 zijn beslag moet krijgen, moet dergelijke pieken in de toekomst mee helpen opvangen.

Tabel: Crisisvragen per crisismeldpunt en leeftijd
(teleenheid: cliënten)

  Antwerpen Vlaams Brabant Brussel Limburg Oost-Vlaanderen West-Vlaanderen Totaal %
0-3 jaar 439 168 45 94 167 305 1.218 12,3%
4-8 jaar 504 257 61 131 188 318 1.459 14,8%
9-12 jaar 504 323 67 163 199 246 1.502 15,2%
13-17 jaar 1.696 880 180 754 899 795 5.204 52,7%
18-21 jaar 27 13 15 16 1 22 94 1,0%
22-25 jaar 11 3 9 7 1 3 34 0,3%
Onbekend 103 35 15 116 22 66 357 3,6%
Totaal 3.284 1.679 392 1.281 1.477 1.755 9.868 100,0%
% 33,3% 17,0% 4,0% 13,0% 15,0% 17,8% 100,0%  

(Bron: Crisisregistratiesysteem)

De grootste aanmelders zijn:

  • politie (n=550; 6,9%);
  • gerechtelijke actoren (SDJ) (n=1.393; 17,5%);
  • OCJ (n=552; 6,9%);
  • CLB (n=1.225; 15,4%);
  • de jongere zelf (n=884; 11,1%).

Hoewel de toegankelijkheid van de crisisnetwerken voor een kind of jongere beperkt is door het decreet Integrale Jeugdhulp (enkel wanneer hulpverlening niet bereikbaar is) en daarom niet actief bekendgemaakt wordt, heeft de jongere toch de weg gevonden naar de crisismeldpunten. Jaarlijks stijgt het aantal meldingen door hen of door hun context (ouders, buren, grootouders …). In 2016 is het aantal meldingen door jongeren reeds verdubbeld in vergelijking met 2014.

De hernieuwde bekendmaking van de crisisnetwerken in het proces van integratie en de koppeling van de programma’s crisiszorg aan het crisisnetwerk, leiden tot een grote toename van meldingen vanuit medische hoek en van partners vanuit de geestelijke gezondheidszorg. Klik hier voor regionale cijfers.

Tabel: Crisisvragen per crisismeldpunt en aanmelder
(teleenheid: aanmeldingen en kinderen en jongeren)

  Totaal
  Aanmeldingen % Clienten %
Jeugdrechtbanken (SDJ en jeugdrechters) 1.393 16,8% 1.810 18,3%
Client of ouders 884 10,7% 952 9,6%
AWW  431 5,2% 556 5,6%
OCJ 552 6,7% 686 7,0%
Jongerenwelzijn 523 6,3% 599 6,1%
Medisch 430 5,2% 490 5,0%
Geestelijke gezondheidszorg 775 9,4% 817 8,3%
Kind en Gezin 424 5,1% 553 5,6%
Onderwijs  135 1,6% 144 1,5%
CLB 1.225 14,8% 1.377 14,0%
Parket 77 0,9% 105 1,1%
Politie 550 6,7% 680 6,9%
VAPH 96 1,2% 106 1,1%
Voogdij 53 0,6% 59 0,6%
Andere 720 8,7% 934 9,5%
Totaal 8.268 100,0% 9.868 100,0%

(Bron: Crisisregistratiesysteem)

Bij de meeste crisisvragen kan de aanmelder verder met het consult van het crisismeldpunt (6.124; 55,1%). Anders kan hij opnieuw contact opnemen met het meldpunt. Dit wordt dan een nieuwe aanmelding en vaak wordt dan wel een vorm van crisishulp ingezet.

Er wordt meer consult geboden door het meldpunt in 2016 (6.124; 55,1%) dan in 2015 (n=3.983; 50,5%). Dit is ook een logisch gevolg van de vernieuwingen van de hulpprogramma’s. Nieuwe aanmelders (bijvoorbeeld huisartsen) leren door de consultfunctie ook het profiel van de crisisnetwerken kennen, en worden ondersteund om de crisis van hun patiënt aan te pakken.

Indien een aanbod uit het netwerk (interventie, begeleiding of opvang) nodig maar niet beschikbaar is, wordt dit geregistreerd als ‘relevant aanbod volzet’ (n=767; 7%). Het crisismeldpunt biedt in die gevallen een zeer uitgebreid consult en zoekt mee naar mogelijkheden en alternatieven. Men gaat daarbij uiterst creatief te werk, bv. door het aanspreken van bepaalde kloostergemeenschappen die voor korte tijd kinderen, jongeren of ouders kunnen opvangen en door het maximaal zoeken in de context of er toch voor korte tijd iemand is die iets kan betekenen. Omdat crisisnetwerken niet werken met wachtlijsten, kan niet ‘gewacht worden’ op een vrijkomende crisisplaats. Voor sommige gezinnen wordt dan ook na enkele dagen opnieuw aangemeld met dezelfde vraag (bv. crisishulp aan huis).

Er wordt 1.994 keer gedispatcht naar opvang, 925 keer naar begeleiding en 842 keer naar interventie.  De uitbreiding van de hulpprogramma’s in 2015 en 2016 leidt dus tot meer effectieve opstart van crisishulp. De hulp die geboden wordt vanuit de geestelijke gezondheidszorg wordt hier in verhouding niet correct meegeteld, omdat de registratie ervan in 2016 nog niet op punt staat. Er is dus een onderschatting in de cijfers van deze vorm van hulp.

Vanaf 1 maart 2016 neemt de intersectorale toegangspoort (ITP) de rol op van tweede lijn voor het crisisnetwerk. Als het crisismeldpunt geen aanbod beschikbaar heeft, wordt in tweede lijn de ITP geactiveerd om toch een oplossing te vinden. Er wordt wel geregistreerd dat het aanbod volzet is in het hulpprogramma. Het is evenwel niet juist om te besluiten dat in alle situaties waarin het aanbod volzet is, er geen hulp geboden wordt.

Soms wordt een situatie aangemeld waarvoor het crisisnetwerk geen aanbod kan doen omdat geen enkele partner in het netwerk beschikt over de nodige expertise. Het gaat dan over situaties die geslotenheid, psychiatrische expertise, drughulpverlening of ondersteuning aan moeders met kinderen vragen. Dit wordt geregistreerd als ‘relevant aanbod ontbreekt in het netwerk’ (n=454; 4,2%). Deze registratie is ingevoerd in 2015 om een duidelijker beeld te krijgen van de tekorten in het crisisnetwerk.

Tabel: Inzet crisishulp per crisismeldpunt
(teleenheid: cliënten)

  Antwerpen Brussel Vlaams Brabant Limburg Oost-Vlaanderen West-Vlaanderen
Interventie 212 40 159 156 207 68
Begeleiding 185 64 176 146 185 169
Opvang 815 69 189 201 300 420
Consult meldpunt 1.970 266 1.053 853 896 1.086
Relevant aanbod volzet 174 17 367 62 47 100
Relevant aanbod ontbreekt 131 21 111 59 64 68

(Bron: Crisisregistratiesysteem)

In de tweede helft van 2016 gaan in Limburg, West-Vlaanderen en Vlaams-Brabant geïntegreerde meldpunten van start. Dit betekent dat alle aanmeldingen van geestelijke gezondheidszorg via het crisismeldpunt verlopen.

De hernieuwde bekendmaking leidt tot veel nieuwe vragen, ook vragen waarop het crisismeldpunt geen antwoord kan bieden.  Zo is er vaak wel een inzet van het mobiele en ambulante aanbod van de geestelijke gezondheidszorg in het hulpprogramma, maar nog niet overal een inzet van residentiële crisiszorg. Dit verklaart het relatief hoog aantal situaties waarin men moet vaststellen dat het geschikte aanbod ontbreekt in het hulpprogramma.

Verhoudingsgewijs daalt het aantal situaties waarin crisishulp nodig is maar geen aanbod kan gedaan worden wegens ‘relevant aanbod volzet’: 7% in 2016 t.a.v. 8,6% in 2015. Toch is het aantal nog steeds te hoog. In 2017 wordt het aanbod in Antwerpen uitgebreid met 4 residentiële plaatsen. De inbedding van crisispleegzorg moet ook een extra aanbod genereren voor jonge kinderen, een doelgroep voor wie in 2016 het aanbod dichtslibt.

Tabel: inzet crisishulp naar sector en crisismeldpunt
(teleenheid: kinderen en jongeren)

Ingezet aanbod sector Antwerpen Brussel Vlaams-Brabant Limburg Oost-Vlaanderen West-Vlaanderen  Totaal %
Interventie CAW 174 35 11 128 140 9 497 59,0%
JWZ 38 4 121 27 33 59 282 33,5%
K&G 0 1 25 0 0 0 26 3,1%
VAPH 0 0 2 0 0 0 2 0,2%
GGZ 0 0 0 1 34 0 35 4,2%
andere 0 0 0 0 0 0 0 0,0%
Totaal interventie 212 40 159 156 207 68 842 100,0%
Begeleiding CAW 0 0 0 0 7 0 7 0,8%
JWZ 185 64 151 146 165 153 864 93,4%
K&G 0 0 19 0 0 13 32 3,5%
VAPH 0 0 6 0 11 1 18 1,9%
GGZ 0 0 0 0 0 0 0 0,0%
andere 0 0 0 0 2 2 4 0,4%
Totaal begeleiding 185 64 176 146 185 169 925 100,0%
Opvang CAW 0 0 6 4 21 0 31 1,6%
JWZ 424 63 49 95 178 260 1.069 53,6%
K&G 255 2 75 72 42 98 544 27,3%
VAPH 136 4 59 30 57 50 336 16,9%
GGZ 0 0 0 0 1 12 13 0,7%
andere 0 0 0 0 1 0 1 0,1%
Totaal opvang 815 69 189 201 300 420 1.994 100,0%

(Bron: Crisisregistratiesysteem)

Voor 157 cliënten wordt een versnelde indicatiestelling en toewijzing crisisjeugdhulp (VIST-crisis) aangevraagd in 2016. Dat aantal is nagenoeg vergelijkbaar met 2015 (n=155). Hierbij moet wel genuanceerd worden dat voor zeer jonge niet-begeleide buitenlandse minderjarigen vaker een VIST crisis wordt aangevraagd. Dit omdat er vaak weinig andere mogelijkheden zijn om de jongere op te vangen of om de tijd te overbruggen om de reguliere procedures te doorlopen, omdat er geen context is in België. Dat verklaart het relatief hoge aantal VIST-aanvragen in Vlaams-Brabant en Brussel. De registratie hiervan gebeurt op niveau van de intersectorale toegangspoort (ITP) waardoor geen onderscheid gemaakt wordt tussen het crisismeldpunt van Brussel en van Vlaams Brabant.

De VIST-crisis geeft slechts een partieel zicht op de crisissituaties waarmee de ITP aan de slag gaat. Wanneer een sociale dienst van de jeugdrechtbank een dringende vraag naar vervolghulp heeft, wordt deze vraag niet met een VIST-crisis aangevraagd, maar met een regulier A-document. De snelheid en urgentie waarmee de ITP deze vraag behandelt en de prioriteit die aan deze vraag wordt toegekend, is evenwel gelijk aan de VIST-prioriteit. De cijfers geven dus een onderschatting van het aantal vragen dat na crisishulp nood heeft aan onmiddellijke vervolghulp.

Tabel: VIST-CJ naar regio
(teleenheid: unieke kinderen en jongeren)

Regio VIST crisis (unieke cliënten) %*
Antwerpen 24 0,2%
Limburg 28 0,2%
Oost-Vlaanderen 39 0,3%
Vlaams-Brabant en Brussel 46 0,4%
West-Vlaanderen 20 0,2%
Totaal 157 1,2%

(Bron: Crisisregistratiesysteem)
*Percentage ten aanzien van het totaal aantal unieke kinderen en jongeren voor wie in 2016 een A-document is ingediend bij de intersectorale toegangspoort per regio.
**Door het werken met unieke aantallen per categorie, is het totaal niet gelijk aan de som van de aparte categorieën.

Diensten crisishulp aan huis

De diensten crisishulp aan huis (cah) zijn erkend voor een bepaald aantal begeleidingen waarbij ze de modules contextbegeleiding (CB) in functie van crisis (crisishulp aan huis), crisisinterventie en crisisbegeleiding aanbieden. Deze drie modules zijn communicerende vaten en worden voor de algemene cijfers als een geheel weergegeven. Ze kunnen enkel op doorverwijzing van een crisismeldpunt.

De modules omvatten een kortdurende, intensieve en mobiele begeleiding van gezinnen met kinderen en jongeren die zich in een crisissituatie bevinden. De problemen escaleren zodanig dat de gebruikelijke oplossingsstrategieën van het gezin niet meer voldoen, waardoor een perspectiefloze leefsituatie ontstaat en er een dreiging voor uithuisplaatsing is. Er moet dringend iets gebeuren om een meer ingrijpende maatregel voor het kind of de jongere te voorkomen.

De erkende capaciteit voor de diensten crisishulp aan huis wordt uitgedrukt in aantal begeleidingen. De capaciteit is niet gewijzigd ten opzichte van 2015.

Tabel: Erkende capaciteit in modules cah
(teleenheid: aantal erkende modules)

  31/12/2015 31/12/2016
CB in functie van crisis (RTJ) 582 582

(Bron: Domino-BINC)

De bezettingsgraad geeft aan in welke mate de totaal beschikbare capaciteit -van een module - daadwerkelijk bezet wordt gedurende een bepaalde periode. Dit percentage wordt bepaald door de effectieve inzet te delen door de beschikbare capaciteit in die periode. De gemiddelde bezetting van crisishulp aan huis is 101%. De bezetting is iets lager dan in 2015 (107%).

Tabel: Bezetting cah

  2015 2016
Crisishulp aan huis 107% 101%

(Bron: Domino-BINC)

In 2016 zijn in totaal 700 dossiers door diensten crisishulp aan huis geregistreerd. 682 dossiers zijn opgestart en 671 dossiers zijn afgesloten.

Het aantal dossiers van de diensten crisishulp aan huis vergeleken met het totaal aantal dossiers ingevoerd door alle soorten voorzieningen in Binc (22.705 dossiers), toont aan dat de diensten cah 3% vertegenwoordigen. Dit is hetzelfde percentage als in 2015.

Een dossier is een aaneengesloten periode van hulpverlening in eenzelfde voorziening voor een kind of jongere. Deze kan opeenvolgend of tegelijk in verschillende organisaties meerdere dossiers hebben. Vandaar dat het zinvol is ook te kijken naar het aantal unieke kinderen en jongeren die zijn geregistreerd.

Voor alle soorten voorzieningen die registreren in Binc is er een totaal van 18.847 unieke minderjarigen (ten opzichte van 22.705 dossiers). Voor de diensten crisishulp aan huis is dit een totaal van 655 unieke kinderen en jongeren (ten opzichte van 700 dossiers). Dit betekent een  stijging ten opzichte van 2015. Toen werden:

  • 616 unieke minderjarigen en 630 dossiers geregistreerd door diensten cah.
  • in totaal 17.599 unieke minderjarigen en 21.099 dossiers geregistreerd.

Tabel: Aantal dossiers en aantal unieke kinderen en jongeren in cah
(teleenheid: dossiers / unieke kinderen en jongeren)

  Opgestarte dossiers Afgesloten dossiers Alle dossiers
Dossiers 682 671 700
Unieke cliënten 639 626 655

(Bron: Domino-BINC)

In de meeste afgesloten dossiers is er geen gelijktijdige combinatie met een ander gemoduleerd aanbod binnen integrale jeugdhulp (72%). Vindt doorheen het traject van een kind of jongere wel een combinatie met ander gemoduleerd aanbod plaats, dan is dat meestal met een andere voorziening erkend of vergund door Jongerenwelzijn (9%).

Aangezien er meerdere antwoordmogelijkheden zijn, is het totaal in deze tabel groter dan het aantal afgesloten dossiers. Het totaal weergegeven in de tabel is niet gelijk aan de som van de aparte categorieën, omdat het aantal unieke dossiers is weergegeven. De percentages in de tabel zijn zeer gelijkend als de percentages in 2015.

Tabel: Aantal afgesloten dossiers naar combinatie gemoduleerd aanbod cah
(teleenheid: unieke dossiers)

Combinatie met: CAH %*
CAW 8 1,2%
 CGG 29 4,3%
 CLB 50 7,5%
 JWZ 60 8,9%
K&G 16 2,4%
 VAPH 10 1,5%
Crisishulpprogramma 25 3,7%
Onbekend 11 1,6%
Niet van toepassing 483 72,0%
Geen eindregistratie beschikbaar 19 2,8%
Totaal* 671  

(Bron: Domino-BINC)
*Door het werken met unieke aantallen per categorie, is het totaal niet gelijk aan de som van de aparte categorieën en zijn de percentages opgeteld niet 100%.

De meeste kinderen jongeren die een beroep doen op een dienst crisishulp aan huis, zijn tussen 12 en 17 jaar bij instroom. De tabel toont het aantal unieke minderjarigen met leeftijd bij opstart van het dossier. Ook hier zijn de aantallen zeer gelijkend met vorig jaar. De meeste kinderen en jongeren worden begeleid door een dienst crisishulp aan huis in Antwerpen, het kleinste aantal in Oost-Vlaanderen.

Tabel: Aantal unieke kinderen en jongeren in cah per leeftijdscategorie (afgesloten dossiers)
(teleenheid: unieke kinderen en jongeren)

  Antwerpen Limburg Oost-Vlaanderen Vlaams-Brabant & Brussel West-Vlaanderen Totaal* %*
0-5 jaar 48 6 13 33 13 113 18,1%
6-11 jaar 30 19 15 36 22 122 19,5%
12-17 jaar 117 70 64 76 64 391 62,5%
18-21 jaar 0 0 0 0 0 0 0,0%
Onbekend 0 0 0 0 0 0 0,0%
Totaal* 195 95 92 145 99 626  
%* 31,2% 15,2% 14,7% 23,2% 15,8%    

(Bron: Domino-BINC)
*Door het werken met unieke aantallen per categorie, is het totaal niet gelijk aan de som van de aparte categorieën en zijn de percentages opgeteld niet 100%.

De gemiddelde begeleidingsduur van de afgesloten dossiers binnen een dienst crisishulp aan huis is 23 dagen, net zoals in 2015:

  • 81% is afgesloten binnen de 28 dagen. Dit is ook de streefduur van het aanbod;
  • 19% heeft een langere duurtijd, waarvan 18% binnen de twee maanden wordt afgerond.

Tabel: Begeleidingsduur in cah (van afgesloten dossiers)
(teleenheid: aantal dossiers)

Begeleidingsduur (dagen) Aantal dossiers %
0-28 541 81%
29-60 124 18%
61-120 5 1%
121-180   0%
181-365   0%
366-730   0%
>730   0%
Totaal 671 100%

(Bron: Domino-BINC)
*Door het werken met unieke aantallen per categorie, is het totaal niet gelijk aan de som van de aparte categorieën en zijn de percentages opgeteld niet 100%.

De diensten crisishulp aan huis kunnen binnen hun aanbod drie modules inzetten:

  • de module contextbegeleiding in functie van crisis wordt het meest ingezet (67%);
  • de module crisisinterventie in 31% van de dossiers;
  • de module crisisbegeleiding in 17% van de dossiers.

Aangezien een dossier meerdere modules kan bevatten, is de som van de aparte categorieën niet gelijk aan het totaal en zijn de percentages opgeteld niet 100%. De crisismodules hebben allemaal een korte duurtijd.

Tabel: Gemiddelde duur in dagen per typemodule in cah (van afgesloten dossiers)
(teleenheid: unieke kinderen en jongeren)

  bglduur: 0-14  bglduur: 15-28  bglduur: 29-60  bglduur: 61-120  bglduur: 121-180  bglduur: 181-365  bglduur: 366-730  bglduur: meer dan 730  Totaal* %*
CB in functie van crisis (CAH) 31 333 66 0 0 0 0 0 421 67,3%
Crisisbegeleiding (op verwijzing crisismeldpunt) 70 28 9 0 0 0 0 0 106 16,9%
Crisisinterventie (op verwijzing crisismeldpunt) 192 2 1 0 0 0 0 0 194 31,0%
Totaal* 273 363 74 0 0 0 0 0 626  
%* 43,6% 58,0% 11,8% 0,0% 0,0% 0,0% 0,0% 0,0%    

(Bron: Domino-BINC)
*Door het werken met unieke aantallen per categorie, is het totaal niet gelijk aan de som van de aparte categorieën en zijn de percentages opgeteld niet 100%.

Onthaal-, oriëntatie- en observatiecentra (OOOC)

Algemeen

Onthaal-, oriëntatie- en observatiecentra (OOOC) zijn erkend voor de modules:

  • handelingsgerichte diagnostiek;
  • verblijf in het kader van diagnostiek met gemiddeld één tot drie nachten;
  • verblijf met gemiddeld vier tot zeven nachten;
  • kortdurend crisisverblijf.

Alle dossiers stromen in via de toegangspoort, aangezien alle modules niet-rechtstreeks toegankelijk zijn. Met uitzondering van de crisisdossiers, die stromen in via het crisismeldpunt of time-out-dossiers, waarbij tussen voorzieningen afspraken worden gemaakt voor tijdelijke opvang van een kind of jongere.

De handelingsgerichte en dialooggestuurde diagnostiek van een OOOC is een interdisciplinair besluitvormingsproces, waarbij - op een wetenschappelijk onderbouwde manier - informatie wordt verzameld over de aangemelde problematische leefsituatie om een antwoord te krijgen op volgende vragen:

  • Wat is er aan de hand? Wat is de aard van de problemen die door het kind of de jongere en de gezinscontext worden aangemeld?
  • Waarom is dit aan de hand? Waarom doen deze problemen zich op dit moment voor?
  • Wat kan gebeuren om de gesignaleerde problemen te verminderen of te verhelpen en om tot een meer kansen biedende opvoedingssituatie te komen? Welke stappen hebben kind, jongere en gezinscontext reeds ondernomen om tot een verandering in de situatie te komen? Welke ondersteuning hebben zij hierbij nodig?

Aan de hand van diagnostiek komt een OOOC tot een handelingsgericht advies.

Daarnaast hebben alle OOOC een engagement in de crisisnetwerken, onder de vorm van modules crisisopvang en/of crisisbegeleiding. Deze modules kunnen enkel ingezet worden op verwijzing van het crisismeldpunt. Het crisisaanbod van de OOOC zit vervat in hun diagnostiek- en verblijfsmodules. De specifieke cijfergegevens hiervan komen aan bod in het deel over de crisisjeugdhulp.

De erkende capaciteit voor de OOOC wordt uitgedrukt in inzetbare modules. De capaciteit van de OOOC is vergelijkbaar met 2015.

Tabel: Erkende capaciteit in modules OOOC
(teleenheid: aantal erkende modules)

  31/12/2015 31/12/2016
OOOC verblijf in het kader van diagnostiek (NRTJ) 256 256
OOOC diagnostiek in het kader van een problematische leefsituatie (NRTJ) 354 354

(Bron: Domino-BINC)

De bezettingsgraad geeft aan in welke mate de totale capaciteit - van een module - daadwerkelijk bezet wordt gedurende een bepaalde periode. Dit percentage wordt bepaald door de effectieve inzet te delen door de beschikbare capaciteit in die periode.

De gemiddelde bezetting van de OOOC is 89% (- 1% in vergelijking met 2015). De bezetting van de module diagnostiek is dezelfde gebleven (89%), de bezetting van verblijf kent een kleine daling van 91% in 2015 naar 88% in 2016.

Tabel: Bezetting OOOC

  2015 2016
OOOC 90% 89%
Diagnostiek in het kader van de bijzondere jeugdbijstand 89% 89%
Verblijf 91% 88%

(Bron: Domino-BINC)

In 2016 zijn in totaal 1.857 dossiers door OOOC geregistreerd. 1.553 dossiers zijn opgestart en 1.515 dossiers zijn afgesloten.

Het aantal dossiers van de OOOC vergeleken met het totaal aantal dossiers ingevoerd door alle soorten voorzieningen in Binc (22.705 dossiers), toont aan dat de OOOC 8% vertegenwoordigen. Dit is vergelijkbaar met 2015.

Een dossier is een aaneengesloten periode van hulpverlening in eenzelfde voorziening voor een kind of jongere. Deze kan opeenvolgend of tegelijk in verschillende organisaties meerdere dossiers hebben. Daarom is het zinvol ook te kijken naar het aantal unieke kinderen en jongeren die zijn geregistreerd.

Voor alle soorten voorzieningen die registreren in Binc is er een totaal van 18.847 unieke minderjarigen (ten opzichte van 22.705 dossiers). Voor de OOOC is dit een totaal van 1.576 unieke kinderen en jongeren (ten opzichte van 1.857 dossiers). Dit betekent een kleine stijging ten opzichte van 2015. Toen werden er:

  • 1.538 unieke minderjarigen en 1.712 dossiers geregistreerd door de OOOC;
  • in totaal 17.599 unieke minderjarigen en 21.099 dossiers geregistreerd.  

Tabel: Aantal dossiers en aantal unieke kinderen en jongeren in een OOOC (RTJ en NRTJ)
(teleenheid: dossiers / unieke kinderen en jongeren)

  Opgestarte dossiers Afgesloten dossiers Alle dossiers
Dossiers 1.553 1.515 1.857
Unieke cliënten 1.299 1.305 1.576

(Bron: Domino-BINC)

Specifieke gegevens over kinderen en jongeren die instromen in een OOOC op verwijzing van het crisismeldpunt

De in 2016 afgesloten dossiers binnen de OOOC waarin enkel een crisisaanbod is gedaan, worden hier weergegeven. Aangezien dit een andere weergave is dan in 2015, is vergelijking voor de meeste tabellen niet mogelijk.

In 2016 worden 470 crisisdossiers afgesloten binnen de OOOC. Dit voor 413 unieke kinderen en jongeren, wat betekent dat een klein deel van hen twee of meerdere dossiers hebben.

Tabel: Aantal afgesloten dossiers en unieke kinderen en jongeren met een afgesloten dossier OOOC RTJ
(teleenheid: dossiers / unieke kinderen en jongeren)

Dossiers 470
Unieke cliënten 413

(Bron: Domino-BINC)

In de meeste afgesloten dossiers is er geen gelijktijdige combinatie met een ander gemoduleerd aanbod binnen integrale jeugdhulp (77%). Vindt doorheen het traject van een kind of jongere wel een combinatie met ander gemoduleerd aanbod plaats, dan is dat meestal met een andere voorziening erkend of vergund door Jongerenwelzijn (6%).

Aangezien er meerdere antwoordmogelijkheden zijn, is het totaal in deze tabel groter dan het aantal afgesloten dossiers. Het totaal weergegeven in de tabel is niet gelijk aan de som van de aparte categorieën, omdat het aantal unieke dossiers is weergegeven.

Tabel: Aantal afgesloten dossiers naar combinatie gemoduleerd aanbod OOOC - RTJ
(teleenheid: unieke dossiers)

Combinatie met: OOOC %*
CAW 0 0,0%
 CGG 0 0,0%
 CLB 0 0,0%
 JWZ 27 5,7%
K&G 0 0,0%
 VAPH 3 0,6%
Crisishulpprogramma 20 4,3%
Onbekend 2 0,4%
Niet van toepassing 60 12,8%
Geen eindregistratie beschikbaar 361 76,8%
Totaal* 470  

(Bron: Domino-BINC)
*Door het werken met unieke aantallen per categorie, is het totaal niet gelijk aan de som van de aparte categorieën en zijn de percentages opgeteld niet 100%.

De meeste kinderen en jongeren die een beroep doen op het crisisaanbod van een OOOC, zijn tussen 12 en 17 jaar bij instroom. De helft van de crisisdossiers zijn geregistreerd in Antwerpen.

Tabel: Aantal unieke kinderen en jongeren in OOOC per leeftijdscategorie (afgesloten dossiers)
(teleenheid: unieke kinderen en jongeren)

  Antwerpen Limburg Oost-Vlaanderen Vlaams-Brabant & Brussel West-Vlaanderen Totaal* %*
0-5 jaar 8 0 4 6 11 29 7,0%
6-11 jaar 28 0 9 4 12 52 12,6%
12-17 jaar 175 56 42 25 35 333 80,6%
18-21 jaar 0 0 0 0 0 0 0,0%
onbekend 1 0 0 0 0 1 0,2%
Totaal* 211 56 54 35 58 413  
%* 51,1% 13,6% 13,1% 8,5% 14,0%    

(Bron: Domino-BINC)
*Door het werken met unieke aantallen per categorie, is het totaal niet gelijk aan de som van de aparte categorieën en zijn de percentages opgeteld niet 100%.

De gemiddelde begeleidingsduur van de crisisdossiers binnen een OOOC is 12 dagen:

  • 95% van de dossiers heeft een begeleidingsduur tussen 0 en 28 dagen;
  • 5% van de dossiers wordt afgesloten tussen de 29 dagen en de 2 maanden.

Tabel: Begeleidingsduur in OOOC (van afgesloten dossiers)
(teleenheid: aantal dossiers)

Begeleidingsduur (dagen) Aantal dossiers %
0-28 445 94,7%
29-60 21 4,5%
61-120 2 0,4%
121-180   0,0%
181-365   0,0%
366-730   0,0%
>730   0,4%
Totaal 470 100,0%

(Bron: Domino-BINC)

De OOOC bieden het vaakst de module crisisverblijf (op verwijzing van het crisismeldpunt) aan, al dan niet in combinatie met crisisbegeleiding. De module crisisinterventie wordt op enkele uitzonderlijke keren na, niet aangeboden door de OOOC.

Tabel: Gemiddelde duur per typemodule in OOOC(van afgesloten dossiers)
(teleenheid: unieke cliënten)

  bglduur: 0-14  bglduur: 15-28  bglduur: 29-60  bglduur: 61-120  bglduur: 121-180  bglduur: 181-365  bglduur: 366-730  bglduur: meer dan 730  Totaal* %*
Crisisbegeleiding (op verwijzing crisismeldpunt) 135 47 8 0 0 0 0 0 175 42,4%
Crisisverblijf (op verwijzing crisismeldpunt) 331 64 7 0 0 0 0 0 388 93,9%
Kortdurend crisisverblijf 13 1 0 0 0 0 0 0 14 3,4%
Crisisinterventie (op verwijzing crisismeldpunt) 10 0 0 0 0 0 0 0 10 2,4%
Totaal* 351 81 11 0 0 0 0 0 413  
%* 85,0% 19,6% 2,7% 0,0% 0,0% 0,0% 0,0% 0,0%    

(Bron: Domino-BINC)
*Door het werken met unieke aantallen per categorie, is het totaal niet gelijk aan de som van de aparte categorieën en zijn de percentages opgeteld niet 100%.

Wenst u graag het volledige hoofdstuk te downloaden?

Download dit hoofdstuk